COLUMN | Te koop: vliegende auto, nooit mee gereden

Het Nederlandse Pal-V brengt volgend jaar een combinatie van een driewieler en een gyrocopter op de markt, een hybride waarmee je vanuit je garage naar het dichtstbijzijnde vliegveldje toert voor een enkeltje luchtbrug. En ook op andere plekken in de wereld zijn ze volop bezig met de ontwikkeling van grondschuwe bolides.

James May, The Grand Tours meest subtiele petrolhead, betoogt dat zo’n vliegende auto in essentie een dom idee is. Zijn redenering: waarom zou je ooit nog rijden met een voertuig als je er met hetzelfde gemak verticaal mee vertrekt? Ik ben het met hem eens dat een vliegende auto een slecht idee is, maar om een heel andere reden.

Waarom zou ik überhaupt willen vliegen?

Natuurlijk, May heeft gelijk als hij stelt dat je met zo’n zweefmachine nooit meer zou rijden. Maar hij gaat daarin voorbij aan een veel basaler bezwaar: waarom zou ik in godsnaam naar de supermarkt willen vliegen? Of überhaupt willen vliegen met een auto? Laat staan dat ik het luchtruim zou kiezen boven de A7, waar op hetzelfde moment heel Noord-Nederland de file besluit te ontwijken.
Mijn milde vliegaversie speelt daarbij geen onbelangrijke rol. Geen idee waar die vandaan is gekomen trouwens: toen ik elf was, vloog ik in mijn eentje met een Cityhopper van Groningen Airport Eelde naar Schiphol, waar mijn grootouders dan op me stonden te wachten. Geen centje pijn.

“De reis werd wel vergemakkelijkt door Nynke”

Toegegeven, de reis werd wel vergemakkelijkt door Nynke, een jonge stewardess die door haar maker was uitgerust met een natuurlijk reddingsvest onder haar KLM-jasje. Ze vond het zó stoer dat ik in m’n eentje durfde te vliegen, dat ze me beloonde met Hubba Bubba-kauwgom en me bij aankomst haar eigen KLM-speldje gaf. De gedachte aan waar dat speldje had gezeten, heeft me de eerste jaren van mijn pubertijd overeind gehouden.

Audi R8

Vierentwintig jaar later is er heel wat meer nodig dan een Hubba Bubba-kauwgompje om me in een vliegtuig te krijgen. Een huwelijk op een Spaans eiland bijvoorbeeld, zo’n afstand waar je een week vrij voor moet nemen als je hem zou willen rijden. Of een uitnodiging om een dag met de nieuwe Audi R8 over een Italiaans circuit te jagen. Maar als het even kan, neem ik de auto. De Franse en Duitse snelwegen zijn mijn kruimelsporen door Europa; ik kan altijd besluiten ze naar huis te volgen.

Van het idee om in een auto ganzen te ontwijken op 500 meter hoogte, word ik ’s nachts zwetend wakker. En dan heb ik het nog niet eens over het ontwijken van andere vliegende auto’s, die even vergeten dat vliegverkeer van rechts voorrang heeft; over de gevaren van bumperkleven boven Assen-Noord; en over de regels van het op hoogte invoegen als je behalve de baan naast je, ook de banen onder en boven je in de gaten moet houden. Nee, dan sta ik toch liever in de file.