COLUMN | De do’s en don’ts van snelwegrijden

De afgelopen dagen heb ik bijna alle snelwegen van Nederland op asfaltkwaliteit kunnen beoordelen. Ik reed van noord naar zuid en van west naar oost, op bezoek bij vrienden en familie. Jammer genoeg is mijn verzoek om de weg een beetje voor mezelf te hebben door velen genegeerd. Vooral door zondagsrijders, of erger: mensen die überhaupt nooit rijden, maar nu plotseling de Toyota Starlet van stal haalden voor een bezoekje aan Oom Sjeng in Maastricht. De afgelopen 700 kilometer heb ik weggebruikers dingen zien doen die mijn tweejarige nog niet eens zou overwegen in haar pedaalwagen.

Kunstvorm

Snelwegrijden is zoveel meer dan je auto in een bepaalde richting sturen en op het beste hopen. Het is een kunstvorm die compleet wordt genegeerd tijdens onze automobiele opvoeding. Hoog tijd dus dat we een aantal regels opstellen voor het rijden op ‘s Heeren wegen. De do’s en don’ts van het snelwegrijden, zo je wilt.

“Je ziet de blinde paniek in hun ogen als ze hun Ford Focus voor je smijten”

Bij veel weggebruikers gaat het al mis op het moment dat ze de snelweg opkomen. Je ziet de blinde paniek in hun ogen als ze hun Ford Focus voor je smijten, bang dat hun auto spontaan zal ontbranden als ze nog niet zijn ingevoegd aan het einde van de invoegstrook – 300 (!) meter verderop.

Die angst is uiteraard ongefundeerd; ik zie ze al een kilometer aankomen met 70 km/h in de vierde versnelling, hun bezwete hoofden angstig over de linkerschouder zwenkend. De wereld zou een stuk veiliger zijn als ze voortaan éérst zouden accelereren tot ze even hard rijden als de rest van het verkeer en pas dán zouden insturen.

Waar-ben-jij-nou-mee-bezig?

Maar dan moet de echte ellende nog beginnen. Ben je wel eens ingehaald door een auto die je eerst passeert, om vervolgens langzaam weer af te remmen, waardoor je gedwongen wordt diezelfde auto weer in te halen? Ik heb dit eens vijf keer achter elkaar meegemaakt met dezelfde auto.

Toen ik uiteindelijk naast haar ging rijden met het doel haar mijn befaamde “waar-ben-jij-nou-mee-bezig?” blik te geven, wees ze me op m’n jas die al vanaf het pompstation tussen de deur geklemd zat en inmiddels over het asfalt sleepte. Maar goed, dat is mijn punt helemaal niet: voor diegenen die op de snelweg geen constante snelheid kunnen vasthouden, zouden we cruise control verplicht moeten maken.

“Tijd werd een relatief begrip; ik voelde mijn baard groeien.”

En over cruise control gesproken: dat je die technologie aan boord hebt, betekent niet dat het is toegestaan medeweggebruikers in te halen met een snelheidsverschil van 0,3 km/h. Ik heb ooit bijna een uur op de linkerbaan achter een Jaguar gereden die bezig was een aantal vrachtwagens in te halen. Het complete wagenpark van McDonalds voor mijn gevoel. Tijd werd een relatief begrip, zon en maan wisselden elkaar af en ik voelde mijn baard groeien. Ik stelde me voor hoe de eigenaar van die Jaguar – op leeftijd, rode broek – genoot van zijn klassieke muziek, terwijl ik ondertussen met mijn tanden stukken uit mijn stuur scheurde.

Tank

Toen hij eindelijk naar de rechterbaan terugkeerde, het moet ergens in een volgend seizoen zijn geweest, was mijn tank leeg, zowel letterlijk en figuurlijk, waardoor ik gedwongen was hem te laten gaan.

Maar het allerergste zijn weggebruikers die de linkerbaan expres blokkeren, omdat ze zich moreel verplicht voelen het achteropkomend verkeer te wijzen op de te hoge snelheid. Of omdat ze het niet kunnen hebben dat hun Skoda Octavia geen partij is voor een beetje gekietelde BMW.

Bumperkleven

“Maar wat als die BMW met z’n lichten knippert en zó aan het bumperkleven is dat hij ongeveer kan aankoppelen op mijn trekhaak?” zie ik je denken. Nee, ook dan niet, want tenzij je Land Rover rijdt, zou je natuurlijk helemaal geen trekhaak moeten hebben.

Zo, en dan ga ik nu de snelweg weer op, kijken of er nog wat te klagen valt.

Cover foto: Jochen Teufel, Wikipedia