COLUMN | De do’s en don’ts van groeten in de auto

Kever-rijders doen het, motorrijders doen het, Saab 900-fanaten doen het én eigenaren van klassieke auto’s doen het. Maar er zijn wel duidelijke regels over hóe het dan moet, en hoe niet.

De eerste keer dat ik het zelf deed, reed ik in mijn Volkswagen Kever uit 1969. Het was op de terugweg van Arnhem naar Groningen, ik had de Kever net opgehaald bij de zoon van een oude dame; de VW stond al een tijd stil en had een nieuwe eigenaar nodig: moi. Vlak voor ik de A50 opdraaide, kwam me een andere Kever tegemoet rijden. En toen gebeurde het: er werd gezwaaid, met lichten geknipperd; het was kortom een hartverwarmend 15 miljoen- mensen-momentje. Even overwoog ik mijn raampje open te draaien voor een high five, maar ik bedacht me op tijd. Anders zou ik nu twee keer zolang over deze column hebben gedaan.

IJskoud

In de jaren daarna heb ik de autogroet tot kunstvorm verheven. Dat ging overigens niet zonder vallen en opstaan. Het meest bitse dat er kan gebeuren – en iedere autogroeter kan dit beamen – is dat er niet wordt teruggegroet. Alsof je op de dansvloer oogcontact maakt met dat ene mooie meisje en zij zich bruut omdraait terwijl je net aan je beste robot was begonnen. IJskoude ervaring. Vooral vrouwen in Saabs 900 cabriolet zijn hier meester in. Ze rijden in de auto van hun vriend en ontberen vaak enige kennis van de auto-etiquette. Als ik ze groet, denken ze dat het me om hén te doen is en niet om de bolide waarin ze rijden. Wat overigens wel klopt.

“Voor mijn part moon je naar gelijkgestemde tegenliggers”

Zo zijn er nog veel meer mores waar de gemiddelde groeter zich aan dient te houden. Eén zwaaier per auto bijvoorbeeld. Niets is erger dan een een Citroën Traction Avant waarin alle passagiers zitten te zwaaien naar een MG B. Vergelijk het met de kapitein van een schip of, vertaald naar de pleziervaart, een sloep; ook daar groet degene met het roer in handen. De manier van groeten is sterk afhankelijk van het type voertuig waarin je je verplaatst.

ADHD

In een Kever, 2CV en Fiat 500 mag alles. Knipperen met lichten, je hoofd door het open dak steken, voor mijn part moon je naar gelijkgestemde tegenliggers. Dit zijn de ADHD-kindjes van de autogroetscene: je verwacht toch al dat ze er een bende van maken en je kunt onmogelijk lang boos op ze blijven.

Vanaf daar is het een stijgende lijn naar Ferrari, Jaguar, Bentley en Bugatti. Hoewel het vooral voor eigenaren van de eerstgenoemde niet meevalt om bescheiden te blijven, geldt hier qua groeten: noblesse oblige. Het handgebaar is dan ook kort en vriendelijk, een glim- of volle lach mag, maar zwaaien is uit den boze. En misschien nog wel belangrijker: anders dan in het overige maatschappelijke verkeer staat het klassensysteem binnen het autogroeten nog fier overeind.

Mores

Nieuw groet oud dus eerst, en hetzelfde geldt voor de verhouding doorsnee versus exclusief automobiel. Als deze mores niet worden gerespecteerd, leidt dat onherroepelijk tot gênante situaties. Een 2CV die nog liever niet groet dan te buigen voor een Jaguar Mark II bijvoorbeeld, of erger: een Bentley Speed Six uit 1930 waarin alle inzittenden naar een Kever moonen.