IN NIELS’ GARAGE | Land Rover Defender 90 4.0 V8 1999

In In Niels’ Garage brengen we je uitsluitend auto’s die we zélf in de garage hebben staan, of die we in onze garage willen hébben staan. Onze ultieme toekomstige autoverzameling zo je wilt. Dit keer: de Land Rover Defender V8 50th Anniversary.

V8

Begin dit jaar werd bekend dat Land Rover alsnog een laatste versie van de Defender zou maken, ter ere van het 70-jarig bestaan van de auto. De Defender Works V8 was geboren. Heerlijk, en weer eens wat anders dan de vertrouwde 5-cilinder diesel! Land Rover beloofde 150 stuks op te leveren en die zouden niet minder dan 150 duizend Britse pond kosten. Reken dat om naar euro’s en tel daar onze moederlandsche belastingen en accijnzen bij op en de tranen springen me spontaan in de ogen. Gelukkig zijn er andere opties.

Blubber en bulderend Brits

Zoals deze dikke Land Rover Defender 90 4.0 V8 uit 1999. Oók een jubileumeditie, want dit beest werd geproduceerd naar aanleiding van het 50-jarige bestaan van de Defender. Mét op de flanken Britse vlaggetjes; kleine details die zo’n auto in mijn ogen meteen helemaal af maken. Geheel in traditie met het gemiddelde Angelsaksische weerbeeld horen daar natuurlijk wel wat dikke modderspatten bij.

Dat geluid…

De 50th Anniversary is een brute verschijning dankzij de grote lampen en dikke all terrain banden. De luchtsnorkel verraadt het hoge ambitieniveau in het terrein: dit is een auto die wil doorademen, of-ie nu door het centrum van Groningen rolt, of je hem een net iets te diepe modderpoel in stuurt. Heeft LaRo het maximale vermogen uit de vierliter V8 weten te persen? Nee, maar dat geeft niet, want dat geluid… DAT GELUID! Bovendien, wat heb je aan supersonische sprinttijden als je en dagje gaat blubberhappen met je  vrienden.

Van dikke verstralers is nog nooit een Defender minder geworden.

Die radio zouden we meteen vervangen door iets “period corrects”.

Zwemdiploma A en B.

Bospad naar de vrijheid.

En er was licht!

Lock diff en gáááán.

Al je vrienden kunnen mee! Bijna dan.

Fotografie: Maarten van Hemel